Het aantal jazzopleidingen kan best minder
OPINIE
door: Cyriel Pluimakers
Een willekeurig conservatorium in Nederland.
Foto © Fred Romero.
De afgelopen weken stonden de media vol met berichten over de kwijnende sector van de klassieke muziek. Jeugdorkesten krijgen geen subsidie meer, het fameuze Prinses Christina Concours ondergaat hetzelfde lot en ondertussen wordt de ene na de andere muziekschool met sluiting bedreigd. Inmiddels is de kleur grijs overheersend bij het concertpubliek en is er nauwelijks aanwas van een jongere doelgroep.
Podiumplan
Maar hoe zit het met de jazz? Ooit had ons kikkerland een overvloed aan jazzinitiatieven: we spreken dan over de jaren tachtig. Zo’n 150 podia hielden de muziek levend en met het Podiumplan van de Stichting voor Jazz en Geïmproviseerde Muziek kon je voor een scheet en drie kikkers de beste Nederlandse musici laten optreden. Er werden muzikale grenzen geslecht in de Amsterdamse, Haagse, Groningse en Tilburgse scene. Alle conservatoria openden successievelijk een opleiding jazz of lichte muziek. Het ene jazzpodium wist ondertussen meer publiek aan zich te binden dan het andere, afhankelijk van de samenstelling van de lokale bevolking en de kwaliteit van de marketing. Van hogerhand werd er vervolgens een rampzalig plan over Nederland uitgerold om te schiften in het aantal podia. De buikriem moest worden aangehaald: iets wat nog het meest gold voor de musici die ineens minder speelbeurten kregen.
Pleister
Echt roet in het eten gooide vervolgens het toenmalige Fonds voor Podiumprogrammering en Marketing, zo ergens rond de eeuwwisseling. Goedwillende liefhebbers en vrijwilligers moesten ineens marketingplannen gaan schrijven en uitgebreide financiële verantwoordingen overleggen. Het hoeft verder geen betoog dat zich een onmiddellijke ramp aandiende voor de werkgelegenheid van de musici. In allerijl werd een subsidieregeling voor kleinschalige en incidentele programmering (SKIP) in het leven geroepen: een pleister op de wonde maar zo mooi en flexibel als in de tijd van het fameuze Podiumplan werd het nooit meer. Ook als je maar acht jazzconcerten per jaar programmeerde moest je een compleet beleidsplan en dito verantwoording overleggen. Veel podia zijn daardoor inmiddels afgehaakt en het aantal speelbeurten is minimaal.
Pervers
Ondertussen gaan de conservatoria onverdroten door met het aannemen van studenten. Namen van bekende musici dienen als trekker en jong talent droomt van een carrière in de jazz. Een grote hoeveelheid studenten doorstaat de selectie, waarvan het merendeel uit het buitenland afkomstig is. Ondertussen let menig docent goed op dat er voldoende verse instroom is om zijn of haar baan veilig te stellen. Niemand lijkt zich af te vragen of er voor het jonge talent later nog werk is: een pervers systeem. De mogelijkheid tot optreden is beperkt en een lespraktijk op een muziekschool lijkt iets uit een vervlogen tijdperk. Een enkeling – en dan hebben we het over het artistieke en zakelijke toptalent – slaagt er wel in om een muzikale carrière op poten te zetten. Sommigen worden ook nog eens geholpen met een Nieuwe Makers regeling, zoals we die bijvoorbeeld bij het Amsterdamse Bimhuis zien.
Geldzorgen
Een aantal grotere podia en festivals maakt onderling afspraken over wie ze wel of niet een duwtje in de rug geven en belonen met een optreden. In de wandelgangen wordt er zelfs gesproken over Het Jazzkartel. Als muzikant kom je ertussen of niet. Gelukkig heeft de Nederlandse Toonkunstenaarsbond in samenwerking met de SENA (organisatie voor rechten van muzikanten en producenten) het Nationaal Podiumplan in het leven geroepen, een regeling die de dynamiek van de aloude regeling uit de jaren tachtig en negentig overneemt, maar voortdurend gebukt gaat onder geldzorgen. Het Fonds Podiumkunsten staat de initiatiefnemers weliswaar vriendelijk te woord maar komt financieel niet over de brug.
Selectie
Kortom, de situatie is hopeloos. Musici, jong en oud, klagen steen en been. Ironisch genoeg leven sommige jazzprogrammeurs op de sociale media in een parallelle wereld waarin veel gereisd en breed uitgemeten wordt hoe ontzettend interessant een congres of een festival in een ver buitenland wel is. Dat menig afgestudeerd muzikant zijn hoofd boven water moet houden met een baantje bij AH of PostNL daar hebben we het niet over. Het wordt tijd om de knuppel in het hoenderhok te gooien en je af te vragen of het nog nodig is om telkens binnen een afstand van tachtig kilometer een conservatorium met een jazzopleiding te hebben. Moet er niet een strengere selectie aan de poort plaatsvinden, om de schamele jazzmarkt naar rato te bedienen? En ja, het aantal opleidingen dient echt op korte termijn drastisch te worden verminderd.
Beste Cyriel,
Dit was voor mij de aanleiding om in 1990 ontslag te nemen als docent aan het Gronings conservatorium ('k was begonnen in Leeuwarden en dat conservatorium fuseerde met Groningen) Ik heb het toen wel eens een sociale werkplaats voor gefrustreerde jazzmuzikanten genoemd. Toen al precies om de redenen die jij hier noemt.
Addy Scheele (E-mail ) (URL) - 07-08-’24 13:04
Ik geef Cyriel eens een keer écht gelijk! Maar het merendeel van de buitenlandse conservatorium studenten vertrekt na de studie naar hun eigen land of zoekt hun heil elders. Dus blijven de conservatoria voldoende aanwas krijgen en kunnen ze blijven bestaan. Met alle gevolgen van dien zoals Cyriel aangeeft.
Ron Holman (E-mail ) - 07-08-’24 13:18
Ha, uit het hart gegrepen! Eén opmerking: de komst van de buitenlandse studenten is muzikaal gezien een verrijking. Ook in het roemruchte verleden was dat niet anders, met de vele jazzmuzikanten uit de VS,Canada en Zuid-Afrika die in Amsterdam neerstreken. Maar dat waren nog geen conservatorium studenten. Ik ben kort gezegd vóór buitenlandse muziekstudenten, en minder conservatoria!
Kees van Veldhuizen (E-mail ) - 07-08-’24 15:07
Dag Cyriel, je analyse slaat veel spijkers op de kop, maar het grote probleem zit hem in de rampzalige aanpak van de overheid bij het beperken van het aantal podia en de eisen aan marketingplannen en dergelijke, zoals je die schetst. de overheid zou veel meer als faciliterende instantie moeten optreden, met vertrouwen in lokale initiatieven.
JanWillem van der Ham (E-mail ) - 07-08-’24 19:23
Dat de vele beleidswijzigingen en veranderende beleidsvisies van de Rijksoverheid de infrastructuur van de jazzpodia en de ondersteuning van jazzensembles grote schade aan de sector hebben toegebracht is duidelijk - zie http://jazz-in-nederland.blogspot.com/20..
Maar een pleidooi voor minder aanbod lijkt mij juist averechts en koren op de molen van beleidsmakers - de krimp van onze sector zal zo nog eens extra gestimuleerd worden. Misschien is een goed gevuld aanbod dat nergens terecht kan, niet eens zo slecht in een strategie die zou pleiten voor een beter podiumbestand.
Wellicht is het dus beter ons gezamenlijk te richten op uitbreiding van de financiële middelen voor het Nationaal Podiumplan, de verruiming van productiemiddelen voor jazzensembles bij het FPK, het ruimer ondersteunen van zelfstandige jazzensembles, deze ook toelaten tot de nu genre-discriminerende BIS, een billijker verhouding in de subsidieverdeling aan jazz, überhaupt weer jazz op de publieke zenders, jazzmuziekonderwijs op basis- en middelbare scholen en wat meer algemene bekendheid over onze beroepsgroep en deze specifieke hoogwaardige culturele arbeid.
En terzijde: we moeten ons blijvend verzetten tegen de verhoging van het culturele BTW, waardoor lagere inkomens minder gaan besteden (krimp!). Want wie wil dat Geert Wilders over een paar jaar gelijk krijgt als hij zegt: "Zie je wel? Kunst is nog elitairder geworden! Weg ermee!"
Michiel Scheen (E-mail ) (URL) - 08-08-’24 21:15
Het feit dat veel kleine podia wegvielen had ook te maken met de nieuwe geluidshinderwet. Om een zaaltje of caféruimte geluidsdicht te maken is zeer kostbaar. Zelfs voor het BIMhuis was dit de reden om een nieuwe locatie te gaan bouwen. Dat een podium als BREBL Nijmegen moest verkassen, en binnenkort wéér heeft daar o.a. ook mee te maken. Er komt nieuwbouw en mensen in dure appartementen willen geen live muziek in hun woonkamer horen.
Bo (E-mail ) (URL) - 29-08-’24 14:32
Het is maar net wat je onder ‘jazz-musicus’ verstaat. Dit verhaal over minder studenten, minder opleidingen, hoor ik al jaren, zelfs decennia. Uit ervaring weet ik dat de meerderheid van de jazz musici die afstuderen wel degelijk ( uiteindelijk) een boterham verdienen met muziek, let wel, muziek. Misschien niet allemaal met ( alleen maar) jazz, maar wel met musiceren op podia, feesten, tentoonstellingen, etc, geven privé lessen, hebben een baan op privé muziekscholen etc. Als je denkt dat jazz musici alleen op jazz podia spelen dan zou ik maar eens een beter onderzoek doen. Ik sprak Paul Wertico ( toen drummer van de Pat Metheny group) in de jaren ‘90 na het laatste concert van een wereld tournee met Pat. Ik vroeg hem wat de volgende tour zou zijn, hij zei: “when I’m home I play some bar mitzvahs en and corporate party gigs”. Bij het zien van mij reactie zei hij “ yes, I know, not that glamorous, but I have a family to take care of”. Enfin, ik ken inmiddels bijna geen enkele musicus die wel eens iets anders (moet) spelen dan , in dit geval, jazz. En daar is niets mis mee. En hebben we die opleidingen nodig? Jazeker! Te weinig speelplekken? Ja, helaas! De ‘Amerikanen’ etc dan maar niet meer uitnodigen en zo plaats maken voor ‘eigen musici’ ? Denk van niet. Iemand die zich musicus noemt en voelt, ambitieus is en innovatief ( niet alleen op muzikaal vlak) komt er wel. Misschien zijn het de klagers die eerst eens naar zichzelf moeten kijken. Daar hoeft je geen opleiding voor op te heffen.
Ron van Stratum (E-mail ) - 29-08-’24 15:27