Soo Cho zoekt naar wat werkt en raakt
CONCERTRECENSIE. Soo Cho Quartet, Porgy en Bess Terneuzen, 18 november 2012
beeld: Eddy Westveer
door: Mischa Beckers
De Koreaanse pianiste Soo Cho is klassiek opgeleid en kwam in 2001 naar Nederland om jazzmuziek te studeren. Niet alleen hier, maar ook in New York waar ze les nam bij onder meer Jason Moran. Inmiddels heeft de pianiste met haar kwartet twee albums uitgebracht en slaat ze met haar ensembles ook buiten Nederland regelmatig de vleugels uit. Dit concert speelde het Soo Cho Quartet, met daarin trompettist Angelo Verploegen, contrabassist Janos Bruneel en Jasper van Hulten op slagwerk, in Porgy en Bess in Terneuzen.
Het Soo Cho Quartet met Angelo Verploegen op het podium van Porgy en Bess.
Het kwartet opende met het titelnummer van hun tweede album ‘Little Prince’. Een mooie compositie waarbij de boog gespannen bleef door kleine op en neer gaande modale verschuivingen en metrische sprongetjes. In ‘Warrior’ kwam hier bovendien nog een extra laag percussief gespeelde passage tussen. Die contrasteerde prettig met de melodielijn die door de invulling van Verploegen - die overigens het hele concert op flugelhorn speelde - filmisch aandeed.
En Verploegen, die profileerde zich steeds meer. ‘New York waltz’ bevatte drie solo’s van de bandleden met uitzondering van Cho, met een lekker kwetterende opbouw van lijntjes. Ook daarna, in ‘Tango Tango’. Lang liet Verploegen de rest van het gezelschap inleiden en kwam toen met een verrassende inval. Tergend langzaam gleed hij een toon vloeiend van laag naar hoog. Vervolgens strooide hij de noten afwisselend zacht en schetterend hard in. Of spannend, buiten het akkoord. Verploegen leek de noten steeds uit de lucht te plukken. Stond zelfverzekerd te soleren en verklankte wat hij in het moment voelde. Cho daarentegen oogde wat introverter en ingetogener.
Contrabassist Janos Bruneel en slagwerker Jasper van Hulten.
Aanvankelijk beperkte Soo Cho zich hoofdzakelijk tot de begeleiding en waagde zich niet aan al te brede improvisaties. Geleidelijk kwamen de verkenningen. Verbazing is de associatie die je erbij zou kunnen maken - “wow, dus dit is wat ik allemaal met die jazztaal kan”. Wat raak geplaatste dissonanten en in ‘Major Revolution’ een waterval aan over elkaar buitelende gebroken akkoorden. Kenmerkend voor de invulling die de pianiste hanteert is het integreren van bewegingen die raken aan klassieke muziek en de intermezzo’s waarmee ze delen van een stuk aan elkaar reeg. Linker– en rechterhand speelden lijnen die elkaar opzochten of elkaar tegenspraken, dan eens symmetrisch naar elkaar toe stroomden en dan weer rustig uiteen liepen.
Haar nieuwere composities zoals ‘Waves’ en ‘Illusionist’ trok ze meer naar zich toe. Behalve de toegift - ‘My Funny Valentine’ - waren al de gespeelde stukken van Cho’s hand. En die composities zijn sterk. Ze gaat niet voor muzikale acrobatiek maar zoekt naar wat werkt en raakt.